Stabat Mater van Gioacchino Rossini
Anna Netrebko: Sopraan
Marianna Pizzolato: Mezzo sopraan
Matthew Polenzani: Tenor
Ildebrando d’Arcangelo: Bass
Coro und Orchestra
Dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia
Dirigent: Antonio Pappano
Bildregie: Michael Beyer
Oefennummers |
Bladmuziek: |
Het Stabat mater van Rossini heeft een merkwaardige geschiedenis. Net zoals het Requiem van Verdi ontstond na een lange periode van inactiviteit dit werk van Rossini, zijn eerste belangrijke werk na een zwijgperiode van twaalf jaar; het was ook zijn laatste compositie. Gedurende een reis naar Spanje in 1831 kreeg hij van Fernandez Varela de opdracht om de Stabat mater tekst op muziek te zetten. Rossini voltooide het werk half en vroeg zijn vriend Giovanni Tadolini om het af te maken. Zo geschiedde, maar onder druk van zijn Parijse uitgever besloot Rossini tien jaar later toch om het aandeel van Tadolini door eigen muziek te vervangen. Deze eindversie werd op 7 januari 1842 met groot succes in Parijs uitgevoerd.
Bij een werk als dit kan men het beste alle liturgische overwegingen qua piëteit terzijde laten; het gaat om een nogal extrovert, briljant werk dat een paar prachtige vocale momenten biedt, met name de melodisch weelderige tenoraria ‘Cujus animam’, het onbegeleide kwartet ‘Quando corpus morietur’ en de sopraanaria ‘Inflammatus’.