Gelders Oratoriumkoor
Nationaal Symfonisch Kamerorkest (NASKA)
Sopraan: Elizabeth Poz
Dirigent: Ilia Belianko
Oefennummer: | ||
Bladmuziek: | ||
Toelichting:
Dit is één van de 8 koraalcantates die Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) tussen 1827 en 1832 schreef na intensieve studie van de muziek van JS Bach.
De handtekening van de compositie werd lange tijd als verloren beschouwd. Een paar jaar geleden werd echter een kopie ontdekt in de nalatenschap van Mendelssohns vriend Franz Hauser. We weten dus dat het werk begin 1829 is ontstaan, kort voor Mendelssohns reis naar Engeland. De droom van een optreden in Londen werd echter verijdeld.
De koraalcantate is gebaseerd op de tekst en melodie van de hymne van Georg Neumark (1641). Bijzonder is dat Mendelssohn de zetting van het eerste couplet van het lied vooraf liet gaan met de zin van het openingsvers uit Israel Clauders koraal “Mein Gott, du weiss am allerbesten” (1699). Het centrale deel van de compositie, het idee van vertrouwen en vertrouwen in God, vindt zijn muzikale tegenhanger in het tweede couplet, in het subtiele samenspel door koor en orkest.. In vers 3 volgt een delicate, liedachtige sopraanaria. Het slotkoraal vat het thema van de geloofszekerheid samen met het unisono van het koor en het begeleidende orkest in een energiek forte. De laatste regel weerklinkt krachtig in de zinsnede: “Want wie zijn vertrouwen op God stelt, zal hem niet in de steek laten.”