Missa brevis in d groot KV 194 (Wolfgang amadeus Mozart)
Harnoncourt
Concertus Musicus Wien
Arnold Schoenberg Chor
Oefennummers. | |
Missa brecis in D groot KV 194 |
Bladmuziek: | |
Wolfgang Amadeum Mozart – Missa brevis in D, KV 194
Zoals bekend was Mozart een ‘wonderkind’, wiens muzikale
talent al op heel jonge leeftijd door vader Leopold werd ontdekt. Uit bewaard
gebleven oefenboekjes blijkt dat het ‘lesprogramma’ dat Leopold hanteerde
bestond uit composities van onder meer Telemann, Carl Philipp Emanuel Bach en
Johann Adolph Hasse. In 1769 werd de jonge Mozart benoemd tot onbezoldigd
‘Hofkonzertmeister’ aan het hof van Salzburg. Toen hij echter 2 jaar later van
een Italiëreis terugkwam was zijn oude werkgever overleden en opgevolgd door de
nogal autoritaire en niet erg kunstminnende Aartsbisschop Hieronymus von
Colloredo. Deze was bepaald niet tevreden over zijn tamelijk vrijgevochten en
zeer reislustige hof componist ook
omdat deze vaak onaangekondigd op reis ging en dan niet op tijd terug was. Deze
wrevel leidde in 1781 uiteindelijk tot ontslag op staande voet!
Een Missa Brevis, letterlijk vertaald Korte Mis, is
meestal een mis waarvan de componist het Credo (= de geloofsbelijdenis) niet
heeft gecomponeerd. Als een dergelijke mis tijdens een kerkdienst wordt
uitgevoerd zal het Credo als Gregoriaanse muziek worden gezongen. Maar bij de
Missa Brevis in D, KV 194 van Mozart heeft de toevoeging ‘brevis’ een andere
achtergrond. Deze mis is in 1774 gecomponeerd voor liturgisch gebruik in de Dom
van Salzburg, in opdracht van Aartsbisschop Colloredo. Mozart, 18 jaar oud,
moest voldoen aan de wensen van deze Aartsbisschop, die absoluut niet hield van
lange stukken. Hij eiste korte en bondige composities en daar voldoet dit stuk
zéker aan: uitvoeringen van de complete mis variëren tussen de 15 en 20
minuten.
Tijdens een kerkdienst werd het stuk uiteraard niet
achter elkaar uitgevoerd, maar volgens de liturgie van de Mis. De beknoptheid
wordt bijvoorbeeld gerealiseerd doordat geen enkel deel een instrumentale
inleiding of naspel heeft; ook zitten er nauwelijks polyfone gedeeltes in; een
gebruikelijke grote slotfuga ontbreekt.
Zoals vaak het geval is worden de beginwoorden (de zgn.
‘intonatie’) van het Gloria en van het Credo door de priester (hier: een van de
solisten) gezongen.