A Spotless Rose by Herbert HowellsChoir of King's College, Cambridge, Stephen Cleobury, Joel Williams
Oefennummers. |
Bladmuziek: |
A Spotless Rose:
Dit klassieke kerstlied is gebaseerd op een tekst uit het bijbelboek [Jesaja 11:1]. Het verscheen als Es ist ein Ros' entsprungen in het Speyerer Gesangbuch in Keulen 1599, maar het werd door de Duitse protestanten niet erkend, met name door de verwijzing naar Maria's maagdelijkheid en de implicatie dat Maria de roos zou zijn ipv Jesus. De reformatie had immers een broertje dood aan die roomse Maria-verering. Zodoende kon het lied pas breed ingang vinden in een toonzetting van 1609 door de protestantse componist Michael Praetorius, die het gewraakte 2e couplet een beetje herschreef. Op zijn prachtige melodie ging het lied de wereld over, al brachten religieuze conflicten steeds weer verschillende vertalingen voort.Zo populair was het lied, dat er zelfs een door de nazi's officieel goedgekeurde tekst bestaat. In het verzuilde Nederland gaan er uiteraard verschillende tekstversies rond: RK, NH, gereformeerd of oecumenisch, al naar gelang de behoefte.
Herbert Howells, een componist die geroemd wordt om zijn haarfijn aanvoelen van koorharmonie, maakte in 1919 een wonderschone versie voor het verwende Engelse koorpubliek.
Herbert Howells is een naam die bij ons niet zo bekend is als andere Engelse groten zoals Edward Elgar of Ralph Vaughan Williams. In zijn eigen land is dat anders, daar kan hij rustig naast die monumenten staan. Terecht.
Herbert Norman Howells (1892-1983) was een Engels componist, organist en muziekleraar. Hij werd geboren in Lydney, vlakbij Gloucester, en was de jongste van een groot gezin. Hij kende een gelukkige jeugd en groeide op in de nabijheid van de heuvels van de Cotswold Country die hem blijvend zouden inspireren. Zijn vader was, naast zijn beroepsactiviteiten, ook dikwijls actief als organist in de kerk van Lydney. Herbert zelf bleek reeds vroeg over veelbelovend muzikaal talent te beschikken. Hij werd algauw vaste assistent-organist in zijn parochiekerk waar hij als kind ook koorknaap was geweest.
Vanaf 1912 studeerde hij in Londen: muziekgeschiedenis bij Hubert Parry, compositie bij C.V. Stanford, harmonie en contrapunt bij C. Wood, orgel bij Sir Walter Parratt en koortechnieken bij Sir Walford Davies. Van al zijn leraars had Stanford de grootste invloed op Howells. Stanford noemde hem zijn 'son in music'.
In 1915 bleek dat Howells een schildklierziekte had. Artsen gaven hem nog zes maanden te leven. Hij kreeg echter de kans in een medisch experiment te stappen. Hij waagde het erop, kreeg als eerste patiënt in Groot-Brittannië radiotherapie, genas en werd uiteindelijk 90 jaar oud. Tijdens zijn herstelperiode bleef Howells onophoudelijk componeren. The Royal College of Music bood hem een plaats aan als leraar compositie. Hij kreeg ook diverse onderscheidingen die hem op één lijn plaatsten met Edward Elgar, Ralph Vaughan Williams en Gustav Holst. Ondanks zijn drukke academische activiteiten hield hij nooit op met componeren. Hij beoefende alle genres, maar zijn koorwerken overtreffen al zijn andere composities. Hij slaagde erin de Engelse koortraditie verder te zetten én te verrijken met zijn eigen inbreng en inzichten.
In 1935 stierf zijn 9-jarig zoontje Michael plots aan meningitis (of polio, volgens andere bronnen). Howells en zijn muziek waren van toen af niet meer dezelfde. Heel wat van zijn composities zullen deze persoonlijke tragedie reflecteren. Alhoewel hij geen strikte gelovige was, legde hij zich van dan af meer toe op religieuze muziek. Zo componeerde hij na de dood van zijn zoontje de Hymnus Paradisi (voor koor, soli en orkest), maar dat werk werd pas in 1950 uitgevoerd, en dit op aandringen van zijn vriend en toenmalige mentor Ralph Vaughan Williams. Het bevat passages van een vroeger a capella requiem, dat hij begon vóór Michaels dood, maar pas publiceerde in 1980. Dit requiem droeg hij op aan zijn overleden kind.