Marc-Antoine Charpentier (1634/43-1704) : Te Deum per soli, coro e orchestra (registrazione storica 1963) Martha Angelici, Jocelyn Chamonin, soprani ; André Mallabrera, controtenore; Rémy Corazza, tenore ; George Abdoun, Jacques Mars, bassi ; Marie-Claire Alain, organo; Maurice André, tromba ; Chorale de Jeunesse Musicales de France ; Orchestra Jean-François Paillard , direttore Louis Martini
Oefennummers. |
Te Deum in D groot (H146) |
Bladmuziek:. |
Te Deum in D groot (H146) |
Charpentier – Te Deum in D groot
De Parijzenaar Marc-Antoine Charpentier (1643 – 1704) was de zoon van een welgesteld en invloedrijk echtpaar. Als twintigjarige studeerde hij muziek in Rome. Terug in Parijs werd hij aangesteld als huiscomponist bij hertogin Maria van Guise. Voor haar componeerde hij tal van vocale werken, en voor het huisorkest instrumentale muziek. Ook werkte hij er samen met toneelschrijver Molière. De componist die in deze tijd het muzikale monopoly opeiste was Jean Baptiste Lully (1632 – 1687), hof componist van Lodewijk XIV. Hij werkte eveneens samen met Molière.
Behoudens een aantal opera’s en stukken toneelmuziek is Charpentier de geschiedenis ingegaan als componist van kerkmuziek. Wereldwijd was de componist jarenlang te beluisteren tijdens de herkenningsmelodie van Eurovisie televisie-uitzendingen met de door hem gecomponeerde Eurovisiemars. De bekende melodie is afkomstig uit de Prelude van Charpentiers Te Deum in D voor zangsolisten, koor en orkest. Deze lofzang aan God is verreweg het bekendste werk van de componist. Hij schreef het stuk in de late jaren 80 van de 17e eeuw. Dit Te Deum, vol pauken en trompetten, wordt nog dikwijls uitgevoerd tijdens kerkelijke feesten, processies etc, maar is ook regelmatig te horen in de concertzaal. Het werk neemt een klein halfuur in beslag. Collega en tijdgenoot Lully componeerde eveneens een indrukwekkend Te Deum.
Een 'Te Deum' is een liturgische hymne ter verheerlijking van God. De benaming verwijst naar de eerste twee woorden van de Latijnse tekst 'Te Deum Laudamus' ('Wij prijzen U, o God'). De lofzang werd al in de 6de eeuw in het kerkelijk getijdenboek opgenomen en dateert mogelijk al uit de 4de of 5de eeuw.
De hymne is opgebouwd uit drie delen:
- Het eerste deel is een christelijke stilering van de oudtestamentische verheerlijking van Jahweh. De woorden zijn gericht tot God de Vader. Het kerngedeelte is ontleend aan het zesde hoofdstuk van het boek Jesaja waar serafs elkaar toeroepen: 'Heilig, heilig is de Heer van de hemelse machten'. De laatste drie strofen in het eerste deel van Charpentiers' hymne vormen een lofprijzing op de Drieëenheid: Vader, Zoon en H. Geest.
- Het tweede deel bestaat uit een litanie van Christusbelijdenissen en beden om hemelse bijstand.
- Het derde deel is gericht tot de Heer ‘Domine’, maar niet expliciet tot Vader, Zoon of H.Geest. Het zijn smeekbeden om ontferming. De eerste vier strofen zijn ontleend aan de verzen 8 en 9 van Psalm 28. Daarin verkeert de roep om hulp in een geloofsbelijdenis met de lofprijzing 'De Heer is de kracht van zijn volk, een burcht van redding voor zijn gezalfde'.