Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting
Johann Adolf Hasse (1699- 1783), geboren te Hamburg, was Europa's beroemdste componist van het midden van de achttiende eeuw. Hij ontwikkelde zich aan het hof te Napels tot componist in het toen toonaangevende genre van de Italiaanse opera seria. In de bloeiperiode van Saksen onder Friedrich August II (1733-1763) was hij kapelmeester van de Dresdense opera, een functie die hij wist te combineren met het muziekdirectoraat aan het Venetiaanse Ospedale degli Incurabili; de ‘ospedali' of ‘conservatoria' voor wezen en vondelingen te Napels en Venetië waren beroemd om hun muziekonderricht en de vrouwenkoren die daaruit voortkwamen. Van huis uit protestant was Hasse terwille van zijn huwelijk met de Venetiaanse primadonna Faustina Bordoni tot het katholicisme bekeerd.
Behalve 63 opera's componeerde Hasse - vooral in zijn laatste jaren - veel kerkmuziek, maar o.m. ook 80 fluitsonates voor de beroemde fluitist Frederik de Grote (Berlijn). De ironie wil dat toen Frederik in 1760 het beleg sloeg voor Dresden niet alleen de Saksische Staatbibliotheek en de Kreuzkirche in puin gingen maar ook het huis van Hasse waar op dat moment al zijn composities persklaar lagen voor wat de eerste, door Breitkopf uit te geven, ‘verzamelde werken' van de muziekgeschiedenis hadden moeten worden.
Hoewel Hasse door wederzijdse banden van waardering en vriendschap met Bach was verbonden, was hij stilistisch diens volstrekte tegenpool: wars van de barokke harmonische complexiteit en contrapuntische kunststukken was hij, met zijn eenvoudig toegankelijke muziek, overzichtelijk notenbeeld en aan het italiaanse belcanto verwante soepel zingbare vocale lijnen een wegbereider van de klassieken. Bach liet waarschijnlijk alleen in familiekring het achterste van zijn tong zien als hij, wanneer Dresden weer een nieuwe Hasse-opera had geagendeerd tot zoon Friedemann placht te zeggen "wollen wir nicht die schönen Dresdener Liederchen einmal wieder hören?"
Behalve 63 opera's componeerde Hasse - vooral in zijn laatste jaren - veel kerkmuziek, maar o.m. ook 80 fluitsonates voor de beroemde fluitist Frederik de Grote (Berlijn). De ironie wil dat toen Frederik in 1760 het beleg sloeg voor Dresden niet alleen de Saksische Staatbibliotheek en de Kreuzkirche in puin gingen maar ook het huis van Hasse waar op dat moment al zijn composities persklaar lagen voor wat de eerste, door Breitkopf uit te geven, ‘verzamelde werken' van de muziekgeschiedenis hadden moeten worden.
Hoewel Hasse door wederzijdse banden van waardering en vriendschap met Bach was verbonden, was hij stilistisch diens volstrekte tegenpool: wars van de barokke harmonische complexiteit en contrapuntische kunststukken was hij, met zijn eenvoudig toegankelijke muziek, overzichtelijk notenbeeld en aan het italiaanse belcanto verwante soepel zingbare vocale lijnen een wegbereider van de klassieken. Bach liet waarschijnlijk alleen in familiekring het achterste van zijn tong zien als hij, wanneer Dresden weer een nieuwe Hasse-opera had geagendeerd tot zoon Friedemann placht te zeggen "wollen wir nicht die schönen Dresdener Liederchen einmal wieder hören?"
Bron:Eduard van Hengel